Betekenis van:
meester
meester
Zelfstandig naamwoord
- iemand die macht en gezag heeft
"Hij is hier heer en meester over."
meester
Zelfstandig naamwoord
- iemand die uitblinkt in een bepaalde vaardigheid
"Met dit schilderij toonde hij zich een waar meester."
meester
Zelfstandig naamwoord
- een onderwijzer met name op een lagere school
"Moest je schoolblijven van de meester?"
meester (de ~ | meervoud meesters)
Zelfstandig naamwoord
- aanvoerder v.e. groep mensen; hoofd; baas of meerdere; bazin of meerdere
"brand meester!"
"je meester maken van iets"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
meester (de ~ | meervoud meesters)
Zelfstandig naamwoord
- rechtsgeleerde; specialist ogv. het recht; (titel van een) jurist
"meester in de rechten"
Synoniemen
Hyperoniemen
meester (de ~ | meervoud meesters)
Zelfstandig naamwoord
- onderwijzer op een basisschool; onderwijzer op een basisschool
"hebben jullie een meester of een juffrouw?"
Synoniemen
Hyperoniemen
meester (de ~ | meervoud meesters)
Zelfstandig naamwoord
- uitblinker m.n. in de muziek; iemand die iets goed kan
"een meester zijn in [het bedenken van uitvluchten]"
"de oude (Hollandse) meesters"
Synoniemen
Hyperoniemen
meester
Zelfstandig naamwoord
- onderofficier bij de zeemacht
Hyperoniemen
Hyponiemen
meester
Zelfstandig naamwoord
- titel in schaaksport; één na hoogste titel in schaken
Synoniemen
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Het schilderij is het werk van een Nederlandse meester.
- Een verstandige vogel kiest zijn boom. Een wijze dienaar kiest zijn meester.
- De heer Kris DE MEESTER
- meester in de groentekwekerij („Meister im Feldgemüsebau”);
- meester in de tuinbouw („Meister im Gartenbau”);
- meester in de visserij („Meister in der Fischereiwirtschaft”);
- meester in de paardenfokkerij („Meister in der Pferdewirtschaft”);
- meester in de landbouw („Meister in der Landwirtschaft”);
- meester in de bijenteelt („Meister in der Bienenwirtschaft”);
- meester in het beroepsgericht onderwijs („majster odbornej výchovy”),
- meester in de bosbouw („Meister in der Forstwirtschaft”);
- meester in de landbouwhuishoudkunde („Meister in der ländlichen Hauswirtschaft”);
- meester-timmerman/planning en technische berekeningen („planender Zimmermeister”),
- meester in de pluimveehouderij („Meister in der Geflügelwirtschaft”);
- meester in de opslag van landbouwproducten („Meister in der landwirtschaftlichen Lagerhaltung”),