Betekenis van:
meet

meet
Zelfstandig naamwoord
  • een grensstreep, een eindstreep
"Aan de meet kwam hij net een wiellengte te kort."
meet (de ~ | meervoud meten)
Zelfstandig naamwoord
  • eindpunt v.e. wedstrijd; start- of eindstreep v.e. wedstrijd; finishlijn; streep ter markering van finishplaats
"op de meet"
"van meet af aan"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Meet- en controlediensten
  2. Meet- en controle-uitrusting
  3. Meet- en controle-instrumenten
  4. Meet energie slaapstand.
  5. Meet- en verwerkingsfouten
  6. Meet energie uitstand
  7. Meet energie klaarstand.
  8. Meet V1 en V’1.
  9. Meet energie auto-off-stand.
  10. afsluiters/meet- en regelapparatuur/aftapkranen
  11. Andere elektronische meet- of verificatie-instrumenten, enz.
  12. Meet- en bemonsteringssysteem voor gasvormige emissies
  13. storing in instrument/meet- en regelapparatuur
  14. Andere elektronische meet- of verificatie-instrumenten, enz.
  15. elektro-, elektronische en meet- en regeltechniek,