Betekenis van:
mens
mens (de ~ | meervoud mensen)
Zelfstandig naamwoord
- wezen; mens; mens
"de mens wikt, (maar) God beschikt"
"ergens geen mens voor zijn"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
mens
Zelfstandig naamwoord
- de ''Homo sapiens'', het zoogdier waar wij toe gerekend worden
"De mens heeft een sterk ontwikkeld brein, maar kan niet vliegen."
mens
Zelfstandig naamwoord
- ''(pejoratief)'' een homo sapiens, meestal van het vrouwelijk geslacht
"Zij is een raar mens."
mens (meervoud mensen)
Zelfstandig naamwoord
- zelfstandig optredend menselijk wezen
"duizenden mensen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
- meerderjarige
- werkzoekende
- burger
- schepper
- polemist
- onderhoudstechnicus
- entertainer
- kenner
- bewoner
- intellectueel
- galant
- leidersfiguur
- leeftijdgenoot
- primitieven
- Moor
- Steenbok
- vertegenwoordiger
- agnosticus
- feestvierder
- bonenstaak
- afkijker
- crediteur
- dove
- Christus
- andersdenkende
- pingelaar
- romanticus
- gehandicapte
- killer
- familielid
- linkse
- buur
- niet-roker
- occultist
- kasteloze
- filosoof
- planner
- travestiet
- krijger
Voorbeeldzinnen
- Een mens moet werken.
- De mens is een wolf voor de mens.
- De mens wikt, God beschikt.
- Ik ben een vrije mens.
- Vader is een goed mens.
- Ken lijkt een vriendelijke mens te zijn.
- De mens is voorbestemd tot lijden.
- Meneer White is een verstandige mens.
- Hij ziet er een goed mens uit.
- Red een mens. Eet een kannibaal op.
- Een mens leeft niet van brood alleen.
- Een gewaarschuwd mens telt voor twee.
- Zie de mens
- Het is het lot van de mens om te lijden.
- Lindbergh was de eerste mens die de Atlantische Oceaan overvloog.