Betekenis van:
mens

mens (de ~ | meervoud mensen)
Zelfstandig naamwoord
  • wezen; mens; mens
"de mens wikt, (maar) God beschikt"
"ergens geen mens voor zijn"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

mens
Zelfstandig naamwoord
  • de ''Homo sapiens'', het zoogdier waar wij toe gerekend worden
"De mens heeft een sterk ontwikkeld brein, maar kan niet vliegen."
mens
Zelfstandig naamwoord
  • ''(pejoratief)'' een homo sapiens, meestal van het vrouwelijk geslacht
"Zij is een raar mens."
mens (het ~ | meervoud mensen)
Zelfstandig naamwoord
  • vrouw; (vulgair) vrouw; vrouw; (informeel) meid
"een gek/raar mens"
"een aardig/leuk mens"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Een mens moet werken.
  2. De mens is een wolf voor de mens.
  3. De mens wikt, God beschikt.
  4. Ik ben een vrije mens.
  5. Vader is een goed mens.
  6. Ken lijkt een vriendelijke mens te zijn.
  7. De mens is voorbestemd tot lijden.
  8. Meneer White is een verstandige mens.
  9. Hij ziet er een goed mens uit.
  10. Red een mens. Eet een kannibaal op.
  11. Een mens leeft niet van brood alleen.
  12. Een gewaarschuwd mens telt voor twee.
  13. Zie de mens
  14. Het is het lot van de mens om te lijden.
  15. Lindbergh was de eerste mens die de Atlantische Oceaan overvloog.