Betekenis van:
merk
merk
Zelfstandig naamwoord
- een kenteken aangebracht ter identificatie van iets
"Je kunt dat merkje er nu wel afhalen."
merk (het ~ | meervoud merken)
Zelfstandig naamwoord
- naam v.d. fabrikant en diens producten; vast teken op handelswaren; eigennaam officieel gebruikt als merk
"een (on)bekend merk"
"een merk voeren"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
merk
Zelfstandig naamwoord
- een symbool voor producten van een bepaalde producent of handelsonderneming
"Die computer is van een vrij onbekend merk."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Audley is een Chinees merk.
- Ik ben laatst van merk tandpasta gewisseld.
- Welk merk heb je het liefst?
- Merk op dat het maximum niet altijd bestaat.
- Welk merk en kleur heeft de auto van de directeur?
- Merk
- merk;
- Merk
- Merk: …
- Merk:
- Merk
- Merk(en)
- Merk:3.2.6.2.
- Merk/Model
- Merk:2.1.16.2.