Betekenis van:
midden

midden
Zelfstandig naamwoord
  • het centrale deel
"Hij schilderde het midden geel."
midden
Bijwoord
  • in het centrale deel

Voorbeeldzinnen

  1. Duitsland ligt in het midden van Europa.
  2. De professor hield een college over het Midden-Oosten.
  3. Hij viel in het midden van zijn toespraak flauw.
  4. De tijger lag in het midden van de kooi.
  5. De Alpen liggen in het midden van Europa.
  6. We zaten in het midden van de kamer.
  7. De waarheid ligt in het midden van een heelal waarvan niemand de grenzen kent.
  8. Rustig te midden van woeste golven
  9. Hou [het] tussen beide uitersten", "Houd het midden
  10. Dit, wat het midden is en tussen elk van beide is, keuren wij goed
  11. Midden
  12. Midden-Oosten.”.
  13. Midden-/ondernek
  14. C = midden
  15. Midden-Oosten.