Betekenis van:
misbruik
misbruik (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- slecht of verkeerd gebruik
"misbruik maken van iets/iemand"
"seksueel misbruik"
Synoniemen
Hyperoniemen
misbruik
Zelfstandig naamwoord
- het laakbare gebruik van iets voor een doel waarvoor het niet bedoeld was
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- De koning maakte misbruik van zijn macht.
- Hij maakte misbruik van mijn onwetendheid en bedroog me.
- Misbruik
- misbruik van een identiteit.
- Misbruik van steun
- Misbruik van identiteit
- Misbruik van rechten
- misbruik van identiteit;
- Voorkoming misbruik voertuigregistratiebewijs
- Misbruik van alcohol of andere middelen
- Zie punt 2.8 over misbruik van identiteit.
- Misbruik van functie door een overheidsambtenaar
- Is er sprake van misbruik van staatssteun?
- Goede trouw en misbruik van rechten
- vast te stellen dat misbruik of een poging tot misbruik van geregistreerde stoffen heeft plaatsgevonden.