Betekenis van:
misselijk
misselijk
Bijvoeglijk naamwoord
- tot braken geneigd
"Ik heb te veel kersen gegeten, waardoor ik misselijk ben."
misselijk
Bijvoeglijk naamwoord
- een nare indruk makend, onuitstaanbaar
"Wat een misselijke streek is dat!"
misselijk
Bijvoeglijk naamwoord
- onaangenaam, hinderlijk
"dat is een misselijke grap/opmerking!"
Synoniemen
- godgevloekt
- klote
- kloterig
- kut
- lullig
- rottig
- shit
- verdomd
- verduiveld
- verduveld
- vermaledijd
- verrekt
- verrot
- vervloekt
- verwenst
- lam
- verdraaid
- ellendig
- rot
- bloederig
- stronteigenwijs
- vernietigend
- slopend
Hyperoniemen
misselijk
Bijvoeglijk naamwoord
- misselijk; een beetje ziek; misselijk; ziek
"alleen al van de geur misselijk worden"
"dat maakt me misselijk"
Synoniemen
Voorbeeldzinnen
- Ik ben misselijk