Betekenis van:
mist
mist (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- wolken die vlak boven de grond hangen
"dichte mist"
"in de mist"
Hyperoniemen
mist
Zelfstandig naamwoord
- laaghangende bewolking die het zicht belemmert
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- We konden niets zien, behalve mist.
- Ik wil niet dat iemand dit mist.
- Je kan maar beter opschieten, of je mist de trein.
- Ik wil niet dat Tom de bus mist.
- Londen, waar ik woon, was vroeger beroemd om zijn mist.
- De mist is vandaag zo dik als erwtensoep.
- Mist,
- aangevroren mist
- 5 mist
- de eigenschappen van mist;
- de eigenschappen van mist;
- 6 aangevroren mist (rijp)
- ontsnapping van gas/damp/mist/enz. naar de lucht
- „mistachterlicht”: een licht dat het voertuig bij dichte mist achteraan beter waarneembaar maakt;
- Onder „mistlicht achter” verstaat men een licht dat de trekker bij dichte mist van achteren beter waarneembaar maakt.