Betekenis van:
moeder
moeder (de ~ | meervoud moeders)
Zelfstandig naamwoord
- vrouw die kinderen heeft gekregen; moeder; moeder; moeder
"bij moeders pappot (blijven) zitten"
"voorzichtigheid is de moeder van de porseleinkast"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
moeder
Zelfstandig naamwoord
- een vrouwelijke ouder
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Betty vermoordde haar moeder.
- Is je moeder thuis?
- Is je moeder thuis?
- Alice is mijn moeder.
- Mijn moeder is mooi.
- Mijn moeder spreekt langzaam.
- De moeder was uitgeblust.
- Mijn moeder houdt van muziek.
- Ik lijk op mijn moeder.
- Ik wacht op mijn moeder.
- Mijn moeder is altijd bezig.
- Moeder maakte ons middageten klaar.
- Ik hou van mijn moeder.
- Mijn moeder kan niet komen.
- Mijn moeder kookt voor mij.