Betekenis van:
moment
moment
Zelfstandig naamwoord
- het product van de kracht en de arm
"Het moment uitgeoefend door de zwaartekracht."
moment (het ~ | meervoud momenten)
Zelfstandig naamwoord
- publieke gebeurtenis
"een groot moment"
"een historisch moment"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
moment
Zelfstandig naamwoord
- zeer korte tijd
moment
Zelfstandig naamwoord
- punt in de tijd
Voorbeeldzinnen
- Een aardbeving kan elk moment gebeuren.
- We glimlachten beiden op bijna hetzelfde moment.
- Op dat moment was ik nog wakker.
- Mag ik je een moment storen?
- Aardbevingen kunnen zich op elk moment voordoen.
- Heb je het druk op het moment?
- Ik ben iemand die leeft bij het moment.
- Het gebouw is op het moment in aanbouw.
- Ik ben op dit moment op de campus.
- Op dit moment ben ik een bier aan het drinken.
- Ze is op dit moment in het ziekenhuis.
- Het grootste probleem van het moment is werkloosheid.
- Mijn vader is niet thuis op het moment.
- Dit is het beslissende moment. Het is nu of nooit.
- We hebben het op het moment erg druk.