Betekenis van:
morgen

morgen (de ~ | meervoud morgens)
Zelfstandig naamwoord
  • tijd, lopend van het begin van de dag tot de middag
"goede morgen!"
"in de morgen"

Synoniemen

Hyperoniemen

morgen (de ~ | meervoud morgens)
Zelfstandig naamwoord
  • het aanbreken van de dag
"de morgen van het leven"
"de morgen breekt aan"

Synoniemen

Hyperoniemen

morgen
Zelfstandig naamwoord
  • oude landmaat

Hyperoniemen

morgen
Zelfstandig naamwoord
  • het eerste deel van de dag, na de nacht en vóór de middag
morgen
Zelfstandig naamwoord
  • een oude Nederlandse oppervlaktemaat, die afhankelijk van de streek gewoonlijk iets kleiner dan een hectare was
morgen
Zelfstandig naamwoord
  • het eerste deel van de dag, na de nacht en vóór de middag
morgen
Zelfstandig naamwoord
  • een oude Nederlandse oppervlaktemaat, die afhankelijk van de streek gewoonlijk iets kleiner dan een hectare was
morgen
Bijwoord
  • de eerstvolgende dag na vandaag
morgen
Bijwoord
  • de eerstvolgende dag na vandaag

Voorbeeldzinnen

  1. Goede morgen!
  2. Goede morgen!
  3. Tot morgen!
  4. Tot morgen.
  5. Komt hij morgen?
  6. Morgen ben ik jarig.
  7. Gaat het morgen regenen?
  8. Morgen is het zondag.
  9. Morgen is het Moederdag.
  10. Morgen gaat het sneeuwen.
  11. Ik start morgen.
  12. Morgen gaat het sneeuwen.
  13. Bel me morgen.
  14. Tot morgen op kantoor.
  15. Komen ze morgen hiernaartoe?