Betekenis van:
morgen
morgen (de ~ | meervoud morgens)
Zelfstandig naamwoord
- tijd, lopend van het begin van de dag tot de middag
"goede morgen!"
"in de morgen"
Synoniemen
Hyperoniemen
morgen (de ~ | meervoud morgens)
Zelfstandig naamwoord
- het aanbreken van de dag
"de morgen van het leven"
"de morgen breekt aan"
Synoniemen
- Eos
- aurora
- morgenkrieken
- morgenlicht
- morgenstond
- ochtendgloren
- ochtendkrieken
- ochtendlicht
- ochtendstond
- dageraad
Hyperoniemen
morgen
Zelfstandig naamwoord
- het eerste deel van de dag, na de nacht en vóór de middag
morgen
Zelfstandig naamwoord
- een oude Nederlandse oppervlaktemaat, die afhankelijk van de streek gewoonlijk iets kleiner dan een hectare was
morgen
Zelfstandig naamwoord
- het eerste deel van de dag, na de nacht en vóór de middag
morgen
Zelfstandig naamwoord
- een oude Nederlandse oppervlaktemaat, die afhankelijk van de streek gewoonlijk iets kleiner dan een hectare was
morgen
Bijwoord
- de eerstvolgende dag na vandaag
morgen
Bijwoord
- de eerstvolgende dag na vandaag
Voorbeeldzinnen
- Goede morgen!
- Goede morgen!
- Tot morgen!
- Tot morgen.
- Komt hij morgen?
- Morgen ben ik jarig.
- Gaat het morgen regenen?
- Morgen is het zondag.
- Morgen is het Moederdag.
- Morgen gaat het sneeuwen.
- Ik start morgen.
- Morgen gaat het sneeuwen.
- Bel me morgen.
- Tot morgen op kantoor.
- Komen ze morgen hiernaartoe?