Betekenis van:
mus

mus (de ~ | meervoud mussen)
Zelfstandig naamwoord
  • bepaald grijsbruin vogeltje
"iemand blij maken met een dooie mus"
"de mussen vallen van het dak (van de hitte/warmte)"

Hyperoniemen

Hyponiemen

mus
Zelfstandig naamwoord
  • een zangvogel behorend tot de wevervogels die zelden ver van de mensen nestelt.
"Wij hebben vaak mussen in de achtertuin."

Voorbeeldzinnen

  1. MUS
  2. MUS
  3. Muis (Mus musculus)
  4. De laboratoriummuis stamt af van de wilde huismuis (Mus musculus), een hoofdzakelijk nachtactief gravend en klimmend dier dat nesten bouwt ten behoeve van de regulering van zijn micromilieu, beschutting en voortplanting.