Betekenis van:
muts
muts (de ~ | meervoud mutsen)
Zelfstandig naamwoord
- stoffen hoofddeksel
"zijn muts staat verkeerd"
"een muts ophebben"
Hyperoniemen
Hyponiemen
muts
Zelfstandig naamwoord
- hoofddeksel van textiel zonder harde rand
"Zet je muts op! Het vriest buiten."
muts
Zelfstandig naamwoord
- netmaag, één van de vier magen van herkauwers
muts
Zelfstandig naamwoord
- de volkse naam voor vagina
muts
Zelfstandig naamwoord
- een scheldwoord voor een vrouw
Voorbeeldzinnen
- Doe je muts op.