Betekenis van:
nakomeling

nakomeling (de ~ | meervoud nakomelingen)
Zelfstandig naamwoord
  • afstammeling; mens als nazaat v.e. ander; afstammeling; afstammeling; afstammeling
"zonder nakomelingen sterven"
"voor nakomelingen zorgen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

nakomeling
Zelfstandig naamwoord
  • bloedverwant in neerdalende lijn
"nakomelingen kunnen afwijkingen in het genetisch materiaal van hun ouders erven."

Voorbeeldzinnen

  1. het betreft een nakomeling of een afgeleid product van een nakomeling, die in een gecontroleerd milieu is geboren of anderszins op één van de volgende wijzen is geteeld:
  2. uit ouderdieren die zich bij het begin van de ontwikkeling van de nakomeling in een gecontroleerd milieu bevonden, in het geval van ongeslachtelijke voortplanting;
  3. in het geval van niet-menselijke primaten, of het dier de nakomeling is van niet-menselijke primaten die in gevangenschap zijn gefokt.
  4. Tijdens experimenten kunnen zowel penseelaapjes als tamarins over het algemeen samen worden gehouden met een compatibel dier van hetzelfde geslacht (tweeling, ouder of nakomeling), dan wel als paartjes van dieren van verschillend geslacht mits contraceptie wordt toegepast.