Betekenis van:
nat
nat
Bijvoeglijk naamwoord
- een vloeistof bevattend of daarmee bedekt
"nat gaan (bij het klaverjassen)"
"de verf is nat"
Synoniemen
nat
Bijvoeglijk naamwoord
- gedrenkt in een vloeistof, meestal water
"Hij nam het aanrecht af met een natte doek."
nat (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- vloeibare stof
"het zilte nat"
"dat is (allemaal) één pot nat"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Mijn broek is nat.
- Gelukkig werd niemand nat.
- Katten zijn niet graag nat.
- Ik kwam in een regenbui terecht en ben nat geworden.
- % nat
- Nat.
- Tropisch, nat
- nat gezouten
- Nat = 20
- Tropisch nat
- Nat = 10
- nat gas
- Nat/Droog
- Nat mengsel
- Gematigd/Boreaal, vochtig/nat