Betekenis van:
nat

nat
Bijvoeglijk naamwoord
  • een vloeistof bevattend of daarmee bedekt
"nat gaan (bij het klaverjassen)"
"de verf is nat"

Synoniemen

nat
Bijvoeglijk naamwoord
  • gedrenkt in een vloeistof, meestal water
"Hij nam het aanrecht af met een natte doek."
nat
Bijvoeglijk naamwoord
  • met (veel) regen

Synoniemen

nat (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • vloeibare stof
"het zilte nat"
"dat is (allemaal) één pot nat"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Mijn broek is nat.
  2. Gelukkig werd niemand nat.
  3. Katten zijn niet graag nat.
  4. Ik kwam in een regenbui terecht en ben nat geworden.
  5. % nat
  6. Nat.
  7. Tropisch, nat
  8. nat gezouten
  9. Nat = 20
  10. Tropisch nat
  11. Nat = 10
  12. nat gas
  13. Nat/Droog
  14. Nat mengsel
  15. Gematigd/Boreaal, vochtig/nat