Betekenis van:
neef

neef (de ~ | meervoud neven)
Zelfstandig naamwoord
  • mannelijke afstammeling oom of tante
"een verre neef"
"neven en nichten"

Hyperoniemen

neef (de ~ | meervoud neven)
Zelfstandig naamwoord
  • mannelijke afstammeling broer of zus; kind van broer of zus
"een volle neef"
"een verre neef"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

neef
Zelfstandig naamwoord
  • een zoon van iemands broer of zus
neef
Zelfstandig naamwoord
  • een zoon van iemands schoonbroer of schoonzus
neef
Zelfstandig naamwoord
  • een zoon van iemands oom of tante

Voorbeeldzinnen

  1. Mijn neef is iets ouder dan ik.
  2. John is niet mijn broer maar mijn neef.
  3. Familieband (bijv.: zoon, neef, moeder)
  4. Band met PIFWC: neef van Stojan ZUPLJANIN
  5. Onderminister van Wetenschap en Technologie (NB: neef van Mugabe).
  6. Onderminister van Wetenschap en Technologie (NB. Neef van Mugabe)
  7. Band met PIFWC: neef van Stojan ZUPLJANIN (ŽUPLJANIN)
  8. Echtgenoot van Ma Ngeh (K1b), en neef van Aung Ko Win (J3b)
  9. Zhuwao, Patrick Onderminister van Wetenschap en Technologie. (NB: neef van Mugabe)
  10. Zhuwao, Patrick Onderminister van Wetenschap en Technologie. (NB: neef van Robert Gabriel Mugabe)
  11. Echtgenoot van Ma Ngeh (K1b) en neef van Aung Ko Win (J3a)
  12. Zhuwao, Patrick Onderminister van Wetenschap en Technologie (NB: neef van Mugabe)
  13. Zakenman met nauwe banden met de regering van Zimbabwe, neef van Robert Mugabe.
  14. Managing director van Kambawza (Kanbawza) Bank, echtgenoot van Ma Ngeh (K1b), neef van Aung Ko Win (J3a)
  15. geen van de volgende verwantschapsbetrekkingen tussen de partners bestaat: ouder en kind, grootouder en kleinkind, broer en zuster, tante of oom en neef of nicht, schoonzoon of schoondochter;