Betekenis van:
node

node
Bijwoord
  • tot nood, grote nood veroorzakend
"Plotseling werd hij ernstig ziek; hij werd node gemist bij het concert."
node
Zelfstandig naamwoord
  • van nood
"Snel werd duidelijk wat men allemaal van node had."

Voorbeeldzinnen

  1. Dergelijke schade zou moeilijk te herstellen zijn nadat de bedrijven zijn gesloten en de voormalige werknemers elders werk hebben gezocht; ook kredietverleners zullen slechts node financiële middelen ter beschikking stellen om failliete ondernemingen weer op te starten.