Betekenis van:
noodzaak
noodzaak (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- zeer dringend iets; iets waaraan niet te ontkomen valt; noodzaak; zeer dringend iets; geval dat grote spoed vereist
"absolute/pure noodzaak"
"dringende/dwingende noodzaak"
Synoniemen
Hyperoniemen
noodzaak
Zelfstandig naamwoord
- iets moeten hebben voor vaak praktische of medische redenen
"Insuline krijgen is een noodzaak voor diabetespatiënten."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Noodzaak is hard
- Men hoeft geen dingen toe te voegen (aan een formule) zonder noodzaak
- Noodzaak.
- Noodzaak van de steun
- Noodzaak en evenredigheid
- Stimulerend effect en noodzaak
- Noodzaak voor de steun
- Noodzaak van opleiding
- Noodzaak van de compensatie
- Stimulerend effect/noodzaak
- Noodzaak van een certificaat
- Noodzaak van de compensatie
- Noodzaak van de steun
- Noodzaak van de steun
- NOODZAAK VAN DE MAATREGEL