Betekenis van:
nuk

nuk (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • plotse bevlieging; opwelling; platte mop; onvoorspelbaar gedrag; plotseling opkomende onberedeneerde gedachte; gril; gekke kuren
"nukken en grillen"
"nukken hebben"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord