Betekenis van:
nut
nut (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- baat; staat van functioneel zijn; bestaansreden
"praktisch/maatschappelijk nut"
"ergens nut van hebben"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
nut
Zelfstandig naamwoord
- baat, voordeel
"Weet jij wat het nut is van die extra uitleg?"
nut
Bijvoeglijk naamwoord
- bruikbaar of zinvol; dienend; nuttig
Synoniemen
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- De info die je me gaf is van weinig nut.
- Relevantie/nut
- BELASTING EN NUT
- Nut butters (bijvoorbeeld peanut butter)
- Gezamenlijke acties zijn van uitzonderlijk nut, als:
- Diensten tot nut van het algemeen
- het toegevoegde nut van de voorgenomen actie;
- opgericht is tot wederzijds nut van de leden;
- Groupements d’intérêt public (organisaties van algemeen nut), bijvoorbeeld:
- Hierbij kunnen geregistreerde ontsmettingsmiddelen of insecticiden van nut zijn.
- In gevallen van uitzonderlijk nut bedraagt de bijdrage van de Gemeenschap ten hoogste 80 %.
- Alle andere gegevens die van nut kunnen zijn voor de opsporing van de verweerder:
- Dit verschil in etiketteringsvoorschriften heeft geen enkel nut en moet worden opgeheven.
- Bevordering op communautair niveau van de toegankelijkheid, het nut en de exploitatie van digitale inhoud
- Voorstellen die aan voornoemde criteria voldoen, kunnen worden beschouwd als voorstellen van uitzonderlijk nut.