Betekenis van:
ochtend
ochtend (de ~ | meervoud ochtenden)
Zelfstandig naamwoord
- tijd, lopend van het begin van de dag tot de middag
"op een ochtend"
"in de vroege ochtend"
Synoniemen
Hyperoniemen
ochtend
Zelfstandig naamwoord
- eerste deel van de dag, tussen ca. 6.00 en 12.00
Voorbeeldzinnen
- Ik eet elke ochtend ontbijt.
- Ik eet elke ochtend ontbijt.
- De volgende ochtend was hij weg.
- Zij gaat elke ochtend onder de douche.
- Carol staat elke ochtend vroeg op.
- Mijn vader gaat elke ochtend joggen.
- Tom maakt elke ochtend een wandeling.
- Tom negeerde Mary de hele ochtend.
- Ik was mijn gezicht iedere ochtend.
- Mijn zus gaat elke ochtend onder de douche.
- Ze zei dat ze elke ochtend een douche nam.
- De secretaresse opende de post welke die ochtend geleverd was.
- 195 EUR voor deelname gedurende een ochtend of middag;
- 385 EUR voor deelname gedurende een ochtend en middag en
- Deposito’s met een looptijd tot de volgende ochtend, tegen een van tevoren vastgestelde rentevoet (permanente faciliteit).