Betekenis van:
oen
oen
Zelfstandig naamwoord
- dom, sullig figuur
"Wat een oen is dat, zeg."
oen
Zelfstandig naamwoord
- gecastreerde ezelshengst
"Hij heeft een oen in zijn bezit."
oen (de ~ | meervoud oenen)
Zelfstandig naamwoord
- domoor
Synoniemen
- sufferd
- appelflap
- augurk
- dodo
- dombo
- domoor
- onbenul
- drol
- droplul
- druiloor
- eendvogel
- ei
- eikel
- ezel
- ezelskop
- ezelsveulen
- flapdrol
- hals
- ignorant
- jojo
- kalf
- kalfskop
- kloris
- kuiken
- kwezel
- leeghoofd
- minkukel
- nitwit
- oelewapper
- oetlul
- schaapskop
- slaapkop
- stomkop
- stommeling
- stommerd
- stommerik
- sufkont
- sufkop
- uil
- uilebal
- waterhoofd
- weetniet
- eend
- uilenbal
- gehaktbal
- hansworst
- oliebol
- rund
- uilskuiken
- koe
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Deze verordening is van toepassing op voertuigen van de categorieën M, N en Oen op daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden, zoals gedefinieerd in deel A van bijlage II bij Richtlijn 2007/46/EG, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 5 tot en met 12 van deze verordening.