Betekenis van:
officier
officier (de ~ | meervoud officieren, officiers)
Zelfstandig naamwoord
- bepaalde rang in de ridderorde
"Officier in de Orde van Oranje Nassau"
Hyperoniemen
officier (de ~ | meervoud officieren, officiers)
Zelfstandig naamwoord
- bepaalde militaire rang
"officier bij de landmacht/marine"
Hyperoniemen
Hyponiemen
officier (de ~ | meervoud officieren, officiers)
Zelfstandig naamwoord
- medewerker bij de overheid; belangrijk ambtenaar; iemand in dienst bij de overheid; rechterlijk ambtenaar
"de officier van justitie"
Synoniemen
Hyperoniemen
officier
Zelfstandig naamwoord
- iemand die een rang in het leger bekleedt die hem of haar het bevel over een zeker aantal ondergeschikten geeft
officier (de ~ | meervoud officieren, officiers)
Zelfstandig naamwoord
- bepaalde rang op een koopvaardijschip
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- officier werktuigkundige („vagthavende styrmand”);
- officier van wacht (undirstýrimaður),
- eerste officier werktuigkundige („1. maskinmester”);
- Officier belast met de brugwacht
- Officier met bijzondere dienst, ministerie van Vervoer
- stuurman, officier werktuigkundige („enestyrmand, vagthavende styrmand”);
- officier belast met de brugwacht („námořní poručík”);
- Officier met bijzondere dienst, ministerie van Vervoer
- officier belast met de machinekamerwacht („strojní důstojník”);
- voor de officier belast met de brugwacht („námořní poručík”),
- Officier met bijzondere dienst, ministerie van Sociale Zaken G75a
- Officier met bijzondere dienst, ministerie van Sociale Zaken
- eerste officier werktuigkundige/stuurman werktuigkundige („l. maskinmester/vagthavende maskinmester”);
- voor de officier belast met de machinekamerwacht („strojní důstojník”),
- goedgekeurde diensttijd hebben behaald van ten minste twaalf maanden als officier belast met de brugwacht, en