Betekenis van:
omgaan
omgaan
Werkwoord
- om iets heen gaan
"U moet hier naar rechts en dan de kerk omgaan."
omgaan
Werkwoord
- verstrijken van de tijd
"De dag zal omgaan."
omgaan
Werkwoord
- omgang hebben met
"Ik ga met die leuke meid om."
omgaan
Werkwoord
- omgaan met
"met een pistool om kunnen gaan"
"met je gevoelens omgaan"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
omgaan
Werkwoord
- onbedoeld plaatshebben, zich voordoen
"in iemand omgaan"
"er gaat heel wat om in dat bedrijf"
Synoniemen
Hyponiemen
omgaan
Werkwoord
- neervallen; ergens heen of in gooien; omvallen; omgooien
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Ze kon niet omgaan met de angst.
- Kun jij omgaan met de manier waarop hij zich gedraagt?
- We moeten allemaal leren omgaan met deze situatie.
- Omgaan met de werkbelasting
- Het omgaan met mensenmassa's
- Stress en omgaan met stress
- met tegenstrijdige functie-eisen omgaan
- Kunnen omgaan met een koelmiddelcilinder.
- medewerkers die met passagiers omgaan;
- Het omgaan met de passagiers
- Het omgaan met de passagiers
- medewerkers die met passagiers omgaan; en
- De centrale gegevensopslag moet kunnen omgaan met:
- Training in het omgaan met brand en rook
- OMGAAN MET, MELDEN VAN EN RAPPORTEREN OVER VOORVALLEN