Betekenis van:
omgaan

omgaan
Werkwoord
  • om iets heen gaan
"U moet hier naar rechts en dan de kerk omgaan."
omgaan
Werkwoord
  • verstrijken van de tijd
"De dag zal omgaan."
omgaan
Werkwoord
  • omgang hebben met
"Ik ga met die leuke meid om."
omgaan
Werkwoord
  • omgaan met
"met een pistool om kunnen gaan"
"met je gevoelens omgaan"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

omgaan
Werkwoord
  • onbedoeld plaatshebben, zich voordoen
"in iemand omgaan"
"er gaat heel wat om in dat bedrijf"

Synoniemen

Hyponiemen

omgaan
Werkwoord
  • neervallen; ergens heen of in gooien; omvallen; omgooien

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Ze kon niet omgaan met de angst.
  2. Kun jij omgaan met de manier waarop hij zich gedraagt?
  3. We moeten allemaal leren omgaan met deze situatie.
  4. Omgaan met de werkbelasting
  5. Het omgaan met mensenmassa's
  6. Stress en omgaan met stress
  7. met tegenstrijdige functie-eisen omgaan
  8. Kunnen omgaan met een koelmiddelcilinder.
  9. medewerkers die met passagiers omgaan;
  10. Het omgaan met de passagiers
  11. Het omgaan met de passagiers
  12. medewerkers die met passagiers omgaan; en
  13. De centrale gegevensopslag moet kunnen omgaan met:
  14. Training in het omgaan met brand en rook
  15. OMGAAN MET, MELDEN VAN EN RAPPORTEREN OVER VOORVALLEN