Betekenis van:
omroep
omroep (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- zendgemachtigde; organisatie met zendmachtiging; maker van televisieprogramma's; instelling die radio-uitzendingen doet
"lid zijn van een omroep"
"de Evangelische Omroep"
Synoniemen
Hyperoniemen
omroep (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- tak van radio en tv
"bij de omroep (werken)"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
omroep
Zelfstandig naamwoord
- een organisatie die zich richt op het verzorgen van radio- of televisieprogramma's
Voorbeeldzinnen
- Omroep/Programma's
- Digitale omroep
- Digitale audio-omroep (DAB);
- Norsk Rikskringkasting (Noorse Omroep)
- DAB Digitale audio-omroep
- Ontvangtoestellen voor radio-omroep
- DVB Digitale video-omroep
- Verslagen over de publieke omroep
- Decreet betreffende de radio-omroep
- een ontvangsttoestel voor radio-omroep
- Ontvangtoestellen voor radio-omroep, n.e.g
- een ontvangsttoestel voor radio-omroep.
- Stichting Muziek Centrum van de Omroep
- De rol van de openbare omroep
- Wettelijke regeling van de publieke omroep