Betekenis van:
omroep

omroep (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • zendgemachtigde; organisatie met zendmachtiging; maker van televisieprogramma's; instelling die radio-uitzendingen doet
"lid zijn van een omroep"
"de Evangelische Omroep"

Synoniemen

Hyperoniemen

omroep (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • tak van radio en tv
"bij de omroep (werken)"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

omroep
Zelfstandig naamwoord
  • een organisatie die zich richt op het verzorgen van radio- of televisieprogramma's

Voorbeeldzinnen

  1. Omroep/Programma's
  2. Digitale omroep
  3. Digitale audio-omroep (DAB);
  4. Norsk Rikskringkasting (Noorse Omroep)
  5. DAB Digitale audio-omroep
  6. Ontvangtoestellen voor radio-omroep
  7. DVB Digitale video-omroep
  8. Verslagen over de publieke omroep
  9. Decreet betreffende de radio-omroep
  10. een ontvangsttoestel voor radio-omroep
  11. Ontvangtoestellen voor radio-omroep, n.e.g
  12. een ontvangsttoestel voor radio-omroep.
  13. Stichting Muziek Centrum van de Omroep
  14. De rol van de openbare omroep
  15. Wettelijke regeling van de publieke omroep