Betekenis van:
onderwijs

onderwijs (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • het systematisch overbrengen van kennis en vaardigheden
"voortgezet onderwijs"
"de Minister van Onderwijs (en Wetenschappen)"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

onderwijs
Zelfstandig naamwoord
  • de voorziening van opleidingen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Ik vind dat examens het onderwijs verpesten.
  2. De bandrecorder is een handig hulpmiddel in het onderwijs.
  3. Het onderwijs in deze wereld valt me tegen.
  4. Onderwijs, leer of ga weg
  5. Onderwijs bestaat niet alleen uit het leren van grote hoeveelheden feitjes.
  6. Elke keer als ik dat liedje hoor denk ik aan terug aan de dagen in het middelbare onderwijs.
  7. Onderwijs
  8. Onderwijs.
  9. Onderwijs
  10. Onderwijs
  11. Onderwijs
  12. ONDERWIJS
  13. ONDERWIJS
  14. Onderwijs:
  15. Tertiair onderwijs