Betekenis van:
ongerust
ongerust
Bijvoeglijk naamwoord
- bezorgd dat iemand iets zal overkomen
"De ongeruste echtgenoot zat al uren in spanning te wachten."
ongerust
Bijvoeglijk naamwoord
- bezorgd; bezorgd; erg ongerust
"nodeloos ongerust zijn"
"ongeruste telefoontjes"
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- De Autoriteit was met name ongerust of de steun als verenigbaar kon beschouwd worden op basis van de bepalingen van de staatssteunrichtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun.
- Zij waren bijzonder ongerust over wat er zou gebeuren als de geprivatiseerde opvolgende onderneming insolvabel zou worden en de pensioenregeling met een tekort zou achterlaten.
- Hoewel de middelen ter identificatie hun doel niet mogen missen, moet er voor zover mogelijk toch worden vermeden dat het publiek door de aard ervan zich nodeloos ongerust zou maken.