Betekenis van:
ongeval
ongeval (het ~ | meervoud ongevallen)
Zelfstandig naamwoord
- het feit of de omstandigheid dat er iets onverwachts gebeurt dat schade of letsel veroorzaakt
"een dodelijk/zwaar ongeval"
"een ongeval krijgen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
ongeval
Zelfstandig naamwoord
- een ongeluk
Voorbeeldzinnen
- Het was een vreselijk ongeval.
- Hij meldde zijn ongeval bij de politie.
- Zelfs deskundigen begrijpen dit ongelofelijke ongeval niet.
- Gelukkig heeft hij het ongeval overleefd.
- Het ongeval gebeurde twee uur geleden.
- Hij zag het ongeval onderweg naar school.
- Hij beweerde het ongeval gezien te hebben.
- Een ongeval deed zich juist voor.
- Bij het ongeval zijn geen passagiers omgekomen.
- De politie onderzoekt de oorzaak van het ongeval.
- Het ongeval is het gevolg van een simpele vergissing.
- Door het ongeval ging ik te laat naar school.
- Er is een verschrikkelijk ongeval gebeurd op de hoek.
- Hij viel in slaap achter het stuur en had een ongeval.
- Een man met de naam Slim is bij dat ongeval gedood.