Betekenis van:
ontmoeting
ontmoeting
Zelfstandig naamwoord
- het toevallige samenkomen
"De ontmoeting der twee mannen was voor beiden veel aangenamer dan zij verwacht hadden. "
ontmoeting (de ~ | meervoud ontmoetingen)
Zelfstandig naamwoord
- samenkomst, al dan niet toevallig; ontmoeting
"een ontmoeting met iemand hebben"
Synoniemen
Hyperoniemen
ontmoeting (de ~ | meervoud ontmoetingen)
Zelfstandig naamwoord
- officieel gesprek; bespreking om tot begrip te komen
"een ontmoeting met [de PLO]"
"op de ontmoeting"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Hun ontmoeting was onvermijdbaar.
- De ontmoeting had gisteren plaats.
- Dat was onze eerste ontmoeting.
- Wij hadden een geheime ontmoeting.
- Na deze ontmoeting verstrekte Duitsland op 7 augustus 2002 verdere toelichtingen.
- Op 11 oktober 2005 vond een ontmoeting plaats tussen de Noorse autoriteiten en de Autoriteit.
- Op 12 mei 2005 vond een ontmoeting plaats met de Slowaakse autoriteiten.
- Op 13 december 2006 vond een ontmoeting tussen de Poolse regering en de Commissie plaats.
- Op 27 juni 2006 vond er een ontmoeting plaats met de Oostenrijkse autoriteiten.
- Op 31 mei 2007 had een ontmoeting plaats met de diensten van de Commissie.
- Op 3 mei 2000 vond een ontmoeting met de klager plaats.
- Op 13 februari 2006 vond een ontmoeting plaats met de Noorse autoriteiten.
- Op 29 juni 2006 had een ontmoeting plaats met de Poolse autoriteiten.
- Op 22 november 2004 had de Commissie een ontmoeting met ECCA.
- Op 9 november 2004 had een ontmoeting plaats tussen de Commissie en de Poolse autoriteiten.