Betekenis van:
ontslag
ontslag
Zelfstandig naamwoord
- het verbreken van het dienstverband met een werknemer
"Bij deze reorganisatie kregen een groot aantal werknemers hun ontslag."
ontslag (het ~ | meervoud ontslagen)
Zelfstandig naamwoord
- beëindiging van een arbeidsovereenkomst
"iemand zijn ontslag geven"
"oneervol ontslag"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
ontslag
Zelfstandig naamwoord
- Beëindiging van een ziekenhuisopname
"Na ontslag uit het ziekenhuis moet de patiënt vaak nog thuis rust nemen."
ontslag (het ~ | meervoud ontslagen)
Zelfstandig naamwoord
- officiële vrijstelling voor iets; vrijstelling; ontheffing van bepaalde verplichtingen; het iemand vrijlaten
"ontslag uit een gevangenis/kliniek"
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Waarom heb je ontslag genomen?
- Mijn baas was gedwongen ontslag te nemen.
- Er is geen reden waarom hij ontslag zou moeten nemen.
- tuchtrechtelijk ontslag.
- BENOEMING EN ONTSLAG
- Benoeming en ontslag
- ontslag (11 bis)
- Ontslag en benoeming van de uitvoerend directeur
- de wijze van aanstelling en ontslag,
- de voorwaarden van aanstelling en ontslag,
- de wijze van aanstelling en ontslag,
- betere voorwaarden voor vervroegde uittreding bij ontslag;
- wanneer zij ontslag nemen, met pensioen gaan of overlijden;
- Met verlies van werk/gedwongen ontslag bedreigde werknemers
- Herstructurering van personeelsbestand (ontslag van werknemers, onderhandelingen met vakbonden)