Betekenis van:
ontwrichting
ontwrichting (de ~ | meervoud ontwrichtingen)
Zelfstandig naamwoord
- het uit zijn verband gerukt zijn; ontwrichting
"maatschappelijke/psychologische ontwrichting"
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Ontwrichting
- Ontwrichting
- Kneuzing; ontwrichting; breuk; verbrijzeling
- Ontwrichting; breuk; hersenschudding; verbrijzeling
- Kneuzing; ontwrichting; breuk; hersenschudding; verbrijzeling
- Ruggengraat (geen ontwrichting of breuk)
- Kneuzing; ontwrichting; verstuiking: breuk; hersenschudding; verbrijzeling; elektrische schok; brandwonden
- Was er bij het ongeval sprake van maatschappelijke ontwrichting?
- Een dergelijke ontwrichting beperkt zich niet noodzakelijkerwijs tot één lidstaat.
- Een dergelijke ontwrichting beperkt zich niet noodzakelijkerwijs tot één lidstaat.
- Kneuzing; ontwrichting; breuk; hersenschudding;verbrijzeling; elektrische schok; brandwonden
- Ontwrichting of vernietiging van bepaalde kritieke infrastructuren in de Gemeenschap zou aanzienlijke grensoverschrijdende gevolgen hebben.
- Ontwrichting; breuk; hersenschudding; verbrijzeling; snijwonden (zie ook onder brand en explosie)
- (Gebruik relevante gevolgen van kneuzingen, verbrijzeling, breuk, ontwrichting, amputatie, al naargelang het geval)
- Het EFG moet specifieke, eenmalige steun verlenen om werknemers in regio's, bedrijfstakken, gebieden of arbeidsmarktregio's die door een ernstige economische ontwrichting zijn getroffen, te helpen bij hun herintegratie.