Betekenis van:
onzin
onzin
Zelfstandig naamwoord
- dat wat niet waar of redelijk is
"Wat een onzin is dat, zeg!."
onzin (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- onzinnige praat
"klinkklare/volstrekte onzin"
"je reinste onzin"
Synoniemen
- apekool
- beuzelarij
- bullshit
- flauwekul
- ge-o-ha
- gebeuzel
- gekakel
- gekkenpraat
- gekwek
- gelul
- geneuzel
- geouwehoer
- geraaskal
- gewauwel
- gezwam
- gezwets
- klets
- kletskoek
- kletspraat
- kolder
- kul
- kwatsch
- kwezelarij
- larie
- lariekoek
- leuterkoek
- leuterpraat
- lulkoek
- nonsens
- quatsch
- wijvenpraat
- zever
- zottenpraat
- dwaasheid
- shit
- geklets
Hyperoniemen
onzin (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- dwaze daad of zaak; iets onzinnigs; onmogelijke opdracht; het gek of fanatiek zijn; dwaasheid; onzin, iets geks; onverstandige daad; iets doms
"het is onzin dat [je nu in die regen gaat fietsen]"
"iets onzin vinden"
Synoniemen
- gekheid
- absurditeit
- gekkenwerk
- gekte
- idiotie
- idiotisme
- ineptie
- ongerijmdheid
- potsierlijkheid
- waanzin
- zotheid
- zotternij
- zottigheid
- dwaasheid
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Onzin.
- Zeg geen onzin!
- Zeg geen onzin!
- Wat hij zegt is complete onzin.
- Datgene dat je hebt gezegd is complete onzin.
- Dit is onzin!
- Hij raakte zo opgewonden dat hij onzin uitkraamde.