Betekenis van:
opdagen
opdagen
Werkwoord
- op de verwachte tijd en plaats verschijnen
"Hij was ondanks het noodweer toch opgedaagd."
Voorbeeldzinnen
- Ze kwam niet opdagen bij het feest gisteren.
- Hij kwam een half uur te laat opdagen.
- Ze kwam niet opdagen totdat de vergadering was afgelopen.
- Ik vond het vreemd dat hij niet was komen opdagen.
- Ik vroeg me af of je vandaag zou komen opdagen.
- Tom kwam niet opdagen tot na de vergadering.
- Ik heb het gevoel dat ze vandaag zal opdagen.
- Waarom kom je de laatste tijd niet opdagen bij je werk?
- Ze kwam niet opdagen op het feestje, maar niemand weet waarom niet.