Betekenis van:
opdraaien

opdraaien
Werkwoord
  • ''een weg, baan ~'' met in draaiende beweging een weg oprijden
"We zijn daar de grote weg opgedraaid."
opdraaien
Werkwoord
  • ''~ voor'' aangewezen worden om de kosten te betalen
"Hij is uiteindelijk toch voor alle kosten opgedraaid."
opdraaien
Werkwoord
  • ''iets ~'' een mechanische veer draaiend in gespannen staat brengen
"Je kunt die radio opdraaien of op zijn zonnecellen laten werken."
opdraaien
Werkwoord
  • ''er ~'' met een draaiende beweging iets ergens op bevestigen
"Hij had de dop er niet goed opgedraaid en dus begon de fles te lekken."