Betekenis van:
opleving

opleving (de ~ | meervoud oplevingen)
Zelfstandig naamwoord
  • periode waarin het weer beter gaat; nieuwe opleving v.e. verschijnsel; het opnieuw bruikbaar maken
"een economische opleving"
"een nieuwe/tijdelijke opleving"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

opleving
Zelfstandig naamwoord
  • een periode van hernieuwde sterkte
"Er was duidelijk een opleving in de belangstelling te bespeuren."

Voorbeeldzinnen

  1. TB wist zelfs niet te profiteren van de opleving van de staalsector in 2004.
  2. Er is momenteel geen sprake van overcapaciteit, aangezien de mondiale scheepsbouwmarkt een opleving kent.
  3. Op dit moment is er geen sprake van overcapaciteit, aangezien de scheepsbouwmarkt wereldwijd een opleving kent.
  4. Voor deze laatste diensten wordt in de toekomst echter nog wel een bepaalde groei verwacht, met name als gevolg van de in Frankrijk voorspelde algemene economische opleving.
  5. De dienstenmarkt deed het aanzienlijk slechter in vergelijking met de opleving in de voorbije jaren als gevolg van de millennium bug en de overgang naar de euro.
  6. Daarin werd aangegeven dat TB in 2004 ondanks de opleving van de staalmarkt en stijgende staalprijzen (30 % boven de prognose) uitkwam op een negatieve operationele marge en dat de verkopen 20 % achterbleven bij de prognose.
  7. De Ierse autoriteiten ramen dat de kosten van het eerste jaar van de afschaffing van de tijdcharterbeperking, met ingang van 1 januari 2006, ongeveer 5,88 miljoen EUR zullen bedragen, rekening houdende met de toenmalige opleving van de markt.
  8. Aangezien de groei in de eurozone in overeenstemming is met de potentiële, positieve ontwikkelingen op de arbeidsmarkten, getuigen de dalende werkloosheidscijfers en de groeiende werkgelegenheid, en een begin is gemaakt met een aantal hervormingen, is de kans op een langdurige economische opleving aanmerkelijk verbeterd.