Betekenis van:
optocht

optocht (de ~ | meervoud optochten)
Zelfstandig naamwoord
  • als vertoning gevormde stoet die langs een bepaalde route optrekt
"meelopen in een optocht"
"in optocht (ergens heen gaan)"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Het was een drukte van je welste op straat toen de optocht voorbijkwam.