Betekenis van:
optocht
optocht (de ~ | meervoud optochten)
Zelfstandig naamwoord
- als vertoning gevormde stoet die langs een bepaalde route optrekt
"meelopen in een optocht"
"in optocht (ergens heen gaan)"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Het was een drukte van je welste op straat toen de optocht voorbijkwam.