Betekenis van:
orde
orde (de ~ | meervoud orden, ordes)
Zelfstandig naamwoord
- taxon, groep dieren of planten, bestaande uit een aantal families
"de orde van [vleesetende planten]"
"in de orde van grootte van [10.000 gulden]"
Hyperoniemen
orde (de ~ | meervoud orden, ordes)
Zelfstandig naamwoord
- gestructureerde rangschikking
"op orde (zijn/brengen)"
"iets aan de orde stellen"
Hyperoniemen
Hyponiemen
orde
Zelfstandig naamwoord
- gewenste regelmaat
"Hij bracht zijn zaken op orde."
orde
Zelfstandig naamwoord
- een hiërarchische organisatie
"Hij was de stichter van deze orde."
orde
Zelfstandig naamwoord
- een groep verwante organismen, onderdeel van een klasse en bestaande uit families
"Knaagdieren zijn een orde van de zoogdieren."
orde (de ~ | meervoud orden, ordes)
Zelfstandig naamwoord
- groep kloosterlingen
"de beschouwende/contemplatieve orden"
"de orde van de [Benedictijnen]"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Alles komt in orde.
- Is alles in orde hier?
- Hier is alles in orde.
- Ik ben in orde, dank je.
- Het is in orde gekomen met hem.
- Ik ben in orde, dank je.
- Ik wens dat ge de kamer vlug in orde brengt.
- Doe rustig aan, en alles komt wel weer in orde.
- Ik vind dat je werk in orde is.
- Als Bob mijn raad gevolgd had, zou alles nu in orde zijn.
- "En?" vroeg de ongeduldige verkoopster toen Dima het gesprek beëindigd had. "Is alles nu in orde?"
- Over het algemeen weet men maar weinig over niet-lineaire differentiaalvergelijkingen van de tweede orde.
- ORDE
- Taxonomische orde
- Reglement van orde