Betekenis van:
orde

orde (de ~ | meervoud orden, ordes)
Zelfstandig naamwoord
  • taxon, groep dieren of planten, bestaande uit een aantal families
"de orde van [vleesetende planten]"
"in de orde van grootte van [10.000 gulden]"

Hyperoniemen

orde
Zelfstandig naamwoord
  • vastgestelde opeenvolging van de verschillende handelingen bij officiële beraadslagingen enz.
"vaststellen van de orde van handelingen"

Hyperoniemen

orde (de ~ | meervoud orden, ordes)
Zelfstandig naamwoord
  • gestructureerde rangschikking
"op orde (zijn/brengen)"
"iets aan de orde stellen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

orde
Zelfstandig naamwoord
  • gewenste regelmaat
"Hij bracht zijn zaken op orde."
orde
Zelfstandig naamwoord
  • een hiërarchische organisatie
"Hij was de stichter van deze orde."
orde
Zelfstandig naamwoord
  • een groep verwante organismen, onderdeel van een klasse en bestaande uit families
"Knaagdieren zijn een orde van de zoogdieren."
orde (de ~ | meervoud orden, ordes)
Zelfstandig naamwoord
  • groep kloosterlingen
"de beschouwende/contemplatieve orden"
"de orde van de [Benedictijnen]"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

orde
Zelfstandig naamwoord
  • stelsel van zuil- of kolomconstructie

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Alles komt in orde.
  2. Is alles in orde hier?
  3. Hier is alles in orde.
  4. Ik ben in orde, dank je.
  5. Het is in orde gekomen met hem.
  6. Ik ben in orde, dank je.
  7. Ik wens dat ge de kamer vlug in orde brengt.
  8. Doe rustig aan, en alles komt wel weer in orde.
  9. Ik vind dat je werk in orde is.
  10. Als Bob mijn raad gevolgd had, zou alles nu in orde zijn.
  11. "En?" vroeg de ongeduldige verkoopster toen Dima het gesprek beëindigd had. "Is alles nu in orde?"
  12. Over het algemeen weet men maar weinig over niet-lineaire differentiaalvergelijkingen van de tweede orde.
  13. ORDE
  14. Taxonomische orde
  15. Reglement van orde