Betekenis van:
organist

organist
Zelfstandig naamwoord
  • musicus die zich toelegt op het bespelen van het orgel
"De organist van onze kerk vergastte ons op een prachtige prelude van Bach."
organist (de ~ | meervoud organisten)
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die orgel speelt

Hyperoniemen