Betekenis van:
orgel

orgel (het ~ | meervoud orgels)
Zelfstandig naamwoord
  • bepaald muziekinstrument
"achter/aan het orgel (zitten)"
"op het orgel (iemand begeleiden)"

Hyperoniemen

orgel
Zelfstandig naamwoord
  • een muziekinstrument dat bestaat uit meerdere losse pijpen waardoor lucht stroomt op een labium en dat ingedeeld wordt bij de aerofonen

Werkwoord