Betekenis van:
oudere
oudere
Zelfstandig naamwoord
- een persoon op leeftijd
"Er moet ook met de ouderen rekening gehouden worden."
oudere (de ~ | meervoud ouderen)
Zelfstandig naamwoord
- iemand die bejaard is; hoofd; iemand voorbij middelbare leeftijd; oud iemand
"jongeren en ouderen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Ken jij zijn oudere broer?
- Hij heeft drie oudere zussen.
- Hij is mijn oudere broer.
- Ik heb twee oudere zussen.
- Zij is mijn oudere zus.
- Mijn oudere zus speelt goed gitaar.
- Zijn oudere zus is afgelopen maand getrouwd.
- Mijn oudere broer runt dat bedrijf.
- Hij is de oudere broer van Taro.
- Haar oudere broer is twee jaar ouder dan ik.
- Dat bedrijf wordt gerund door mijn oudere broer.
- Zijn oudere zuster is ouder dan mijn oudste broer.
- Je ziet er uit als je oudere broer.
- Zijn oudere zuster is ouder dan mijn oudste broer.
- Haar oudere broer is twee jaar ouder dan ik.