Betekenis van:
overgang
overgang (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- tijd aan het einde v.d. vruchtbaarheid; periode v.d. overgang v.d. vrouw
"in de overgang (zijn)"
Synoniemen
Hyperoniemen
overgang (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- bevordering naar een hogere klas
"De leerling moest hard werken voor zijn overgang naar de vierde klas."
Hyperoniemen
overgang
Zelfstandig naamwoord
- het overgaan of veranderen in
"De overgang tussen licht en donker is op dit schilderij heel goed te zien."
overgang (de ~ | meervoud overgangen)
Zelfstandig naamwoord
- het overgaan
"de overgang tussen [binnen en buiten]"
"de overgang naar [een beter leefmilieu/het vasteland]"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- OVERGANG
- INGANGSDATUM EN OVERGANG
- OVERGANG EN INGANGSDATUM
- Ingangsdatum en overgang
- incl. overgang van 20 s
- bij de overgang naar een andere exploitant;
- bij de overgang naar een andere exploitant;
- De noodzakelijke overgang moet vergezeld gaan van passende maatregelen.
- In de nabije toekomst wordt een overgang naar emulsies verwacht.
- Overgang van een merk ingeschreven op naam van een gemachtigde
- In de nabije toekomst wordt een overgang naar emulsies verwacht.
- OVERGANG VAN EEN SECTOR VAN HOOFDSTUK II NAAR HOOFDSTUK I
- twee weken vóór overgang naar legfase of verplaatsing naar legeenheid;
- Aanbodtabel tegen basisprijzen, inclusief de overgang naar aanbod tegen aankoopprijzen
- Die gevallen omvatten minimaal de overgang van klasse van schepen van vijftien jaar oud of ouder en de overgang van een niet-erkende organisatie naar een erkende organisatie.