Betekenis van:
overhemd

overhemd (het ~ | meervoud overhemden)
Zelfstandig naamwoord
  • kledingstuk voor het bovenlichaam; overhemd
"een overhemd met lange/korte mouwen"
"na deze lange, zweterige dag ga ik even een schoon overhemd aantrekken"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

overhemd
Zelfstandig naamwoord
  • een kledingstuk van fijne stof met voorsluiting en kraag
"Je moet wel netjes een overhemd aandoen."

Voorbeeldzinnen

  1. Ik heb mijn overhemd gewassen.
  2. Ik heb mijn overhemd gewassen.
  3. Ik denk niet dat dit overhemd bij die rode stropdas past.
  4. Terwijl ze het pak voor Dima haalde, merkte de verkoopster op dat hij bloedvlekken op zijn overhemd had, en kon er alleen maar geschokt naar staren.