Betekenis van:
overtocht

overtocht (de ~ | meervoud overtochten)
Zelfstandig naamwoord
  • reis over water; reis over water (per boot); het varen van de ene naar de andere locatie
"tijdens de overtocht"
"de overtocht duurt [vijf uur]"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. De bestuurder blijft gedurende de overtocht bij zijn vrachtwagencombinatie.
  2. aantal passagiers dat een overtocht begint of beëindigt en aantal cruisepassagiers op cruise-excursie.
  3. Goederen die aan boord van een luchtvaartuig of schip worden geleverd tijdens een vlucht of overtocht naar een derdelandsgebied of een derde land, worden gelijkgesteld met goederen die door taxfreeshops worden geleverd.