Betekenis van:
overwinning
overwinning (de ~ | meervoud overwinningen)
Zelfstandig naamwoord
- het behalen v.d. zege; het winnen
"de overwinning behalen/boeken"
"een overwinning op iemand (behalen)"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
overwinning
Zelfstandig naamwoord
- een zege, triomf
"Het Ardennenoffensief is een historische overwinning voor de geallieerden."
Voorbeeldzinnen
- Dit is jouw overwinning.
- Overwinning is onwaarschijnlijk, maar niet onmogelijk.
- We hebben vertrouwen in onze overwinning.
- Ons team was in opperbeste stemming door de overwinning.
- Alleen de overwinning schenkt voldoening
- De overwinning, of ik sterf
- De Normandische overwinning tegen Engeland heeft een grote invloed gehad op de Engelse taal.
- Meiden, jullie hebben het hartstikke goed gedaan. Jullie hebben deze overwinning eerlijk verdiend.
- In 1958 heeft Brazilië zijn eerste overwinning behaald op het Wereldkampioenschap.
- De overwinning ligt in jullie handen