Betekenis van:
paal

paal (de ~ | meervoud palen)
Zelfstandig naamwoord
  • staak of mast
"binnenkant/buitenkant paal"
"dat staat als een paal boven water"

Hyperoniemen

Hyponiemen

paal
Zelfstandig naamwoord
  • een langwerpig stuk materiaal dat in de grond staat
"Dat gebouw is volledig op palen gebouwd."
paal
Zelfstandig naamwoord
  • een stijve penis
"Uit onderzoek is gebleken dat de meeste mannen tevreden zijn met de grootte van hun paal."
paal
Zelfstandig naamwoord
  • een doelpaal
"Hij schoot de bal tegen de paal aan, tot teleurstelling van het publiek."
paal
Zelfstandig naamwoord
  • ''(genealogie)'' een loodrechte band midden over een wapenschild
"Dat wapenschild is opgebouwd uit verschillende kleuren en een paal."
paal (de ~ | meervoud palen)
Zelfstandig naamwoord
  • voorstelling v.h. mannelijk lid; (informeel) penis; stijve penis; penis
"een paal in de broek"

Synoniemen

Hyperoniemen

paal
Zelfstandig naamwoord
  • loodrechte, brede streep midden over een wapenschild; loodrechte, brede streep midden over een wapenschild

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Door onoplettendheid botste ze met haar auto tegen de paal.
  2. Een paal die circa 6 meter boven de waterspiegel uitkomt, geeft aasbescherming over ongeveer 100 meter.
  3. Hoe hoger de paal, des te groter de bescherming van het aas.
  4. De lijn wordt opgehangen aan een paal die aan het vaartuig is bevestigd.
  5. Bijvoorbeeld: een paal die circa 6 meter boven de waterspiegel uitkomt, geeft aasbescherming over ongeveer 100 meter.