Betekenis van:
paal
paal
Zelfstandig naamwoord
- een langwerpig stuk materiaal dat in de grond staat
"Dat gebouw is volledig op palen gebouwd."
paal
Zelfstandig naamwoord
- een stijve penis
"Uit onderzoek is gebleken dat de meeste mannen tevreden zijn met de grootte van hun paal."
paal
Zelfstandig naamwoord
- een doelpaal
"Hij schoot de bal tegen de paal aan, tot teleurstelling van het publiek."
paal
Zelfstandig naamwoord
- ''(genealogie)'' een loodrechte band midden over een wapenschild
"Dat wapenschild is opgebouwd uit verschillende kleuren en een paal."
paal
Zelfstandig naamwoord
- loodrechte, brede streep midden over een wapenschild; loodrechte, brede streep midden over een wapenschild
Synoniemen
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Door onoplettendheid botste ze met haar auto tegen de paal.
- Een paal die circa 6 meter boven de waterspiegel uitkomt, geeft aasbescherming over ongeveer 100 meter.
- Hoe hoger de paal, des te groter de bescherming van het aas.
- De lijn wordt opgehangen aan een paal die aan het vaartuig is bevestigd.
- Bijvoorbeeld: een paal die circa 6 meter boven de waterspiegel uitkomt, geeft aasbescherming over ongeveer 100 meter.