Betekenis van:
parkeren

parkeren
Werkwoord
  • van voertuigen; parkeren
"een auto voor/naast/achter het huis parkeren"
"een bus twee straten verderop parkeren"

Synoniemen

Hyperoniemen

parkeren
Werkwoord
  • (een voertuig) tijdelijk ergens laten staan

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Waar kunnen we het auto parkeren?
  2. Je kan je auto hier niet parkeren.
  3. Je kan je auto hier niet parkeren.
  4. Je mag niet op de stoep parkeren.
  5. Vertel me alstublieft waar ik mijn wagen moet parkeren.
  6. Veilig parkeren voor laden/lossen.
  7. Wegrijden: na parkeren, na een stop in het verkeer, na verlaten van een oprit;
  8. Wegrijden: na parkeren, na een stop in het verkeer, na verlaten van een oprit;
  9. Opleggers moeten zijn uitgerust met steunpoten of andere voorzieningen die het afkoppelen en parkeren van de oplegger mogelijk maken.
  10. Parkeren om passagiers veilig in of uit de bus te laten stappen (alleen categorieën D, DE, D1, D1E).
  11. Bij voertuigen met automatische versnellingsbak wordt de test uitgevoerd met de keuzehendel in de stand „neutraal” of „parkeren”.
  12. Veilig parkeren voor laden/lossen bij een laadvloer/laadhelling of soortgelijke inrichting (alleen categorieën C, CE, C1, C1E);
  13. Wanneer de voertuigen stilstaan, mag er onder geen beding een ongecontroleerde beweging van de kortkoppelinrichting optreden, ook niet bij langdurig parkeren op een helling.
  14. Inhoud van de nationale wetgeving: Bevat bepalingen voor veilig parkeren en toezicht, maar eist, in tegenstelling tot hoofdstuk 8.5 S1(6) van de ADR, geen permanent toezicht op bepaalde ladingen van klasse 1.
  15. Inhoud van de nationale wetgeving: bevat bepalingen voor veilig parkeren en toezicht, maar eist, in tegenstelling tot hoofdstuk 8.5 S1(6) van de ADR, geen permanent toezicht op bepaalde ladingen van klasse 1.