Betekenis van:
particulier

particulier (de ~ | meervoud particulieren)
Zelfstandig naamwoord
  • iem. die geen publiek ambt bekleedt
"zich vestigen als particulier"
"met de belastingdienst, afdeling particulieren"

Hyperoniemen

Hyponiemen

particulier
Zelfstandig naamwoord
  • een persoon zonder bedrijfsfunctie
"De verzekering wordt aangeboden aan particulieren, maar ook aan bedrijven."
particulier
Bijvoeglijk naamwoord
  • slechts geldend voor of uitgaand van één persoon of enkele personen
"mijn particuliere opvatting"

Synoniemen

Hyperoniemen

particulier
Bijvoeglijk naamwoord
  • van individuele personen uitgaand of door hen in stand gehouden
"een particulier initiatief"
"een particuliere verzekering"

Hyperoniemen

particulier
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet van de overheid
"Een particuliere school is vaak duurder dan een door de overheid gesubsidieerde school."

Voorbeeldzinnen

  1. Particulier
  2. Werknemers (particulier)
  3. Leveranciers (particulier)
  4. Leasebanken (particulier)
  5. Type particulier huishouden
  6. Leveranciers met voorrangsrechten (particulier)
  7. Verbonden ondernemingen (particulier)
  8. Duales System Deutschland (particulier)
  9. Verhuurder perceel Spandau (particulier)
  10. Bouwwerkzaamheden voor zwembad/Particulier
  11. Illegale toegang tot particulier eigendom
  12. Achtergestelde schuldeisers (particulier of openbaar)
  13. Vroegere directieleden en werknemers (particulier)
  14. Overige leveringen zonder zekerheden (particulier)
  15. Geen nieuw particulier recht of precedent