Betekenis van:
partijdigheid

partijdigheid (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • vooringenomenheid
"iemand van partijdigheid beschuldigen"
"iedere schijn van partijdigheid moet vermeden worden"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. BT ontkent dat de beroepsmogelijkheden of de wijze waarop deze op BT werden toegepast door enige partijdigheid werden gekenmerkt.
  2. Elke partij bij de beroepsprocedure kan bezwaar maken tegen de leden van de kamer om een van de in lid 5 genoemde redenen, of ingeval partijdigheid wordt vermoed.
  3. Het lid gaat geen relaties aan en verwerft geen financiële belangen waardoor zijn onpartijdigheid in het gedrang kan komen of die redelijkerwijs de schijn van laakbaar gedrag of partijdigheid zouden kunnen wekken.
  4. Het lid is onafhankelijk en onpartijdig, vermijdt de schijn van laakbaar gedrag of partijdigheid en laat zich niet leiden door eigenbelang, druk van buitenaf, politieke overwegingen, publieke protesten, trouw aan een partij of vrees voor kritiek.
  5. Voorafgaand aan de bevestiging van zijn aanstelling tot lid van het arbitragepanel op grond van de overeenkomst, geeft de kandidaat opening van zaken over alle belangen, relaties of aangelegenheden die van invloed kunnen zijn op zijn onafhankelijkheid of onpartijdigheid, of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij tijdens de procedure de schijn van laakbaar gedrag of partijdigheid zouden kunnen wekken.