Betekenis van:
passen
passen
Werkwoord
- niet spelen
"ik pas, want ik weet het juist antwoord niet"
"ergens voor passen"
Hyperoniemen
passen
Werkwoord
- de maat controleren
"u mag het pak gerust passen"
"met passen en meten wordt de meeste tijd versleten"
Hyperoniemen
passen
Werkwoord
- precies de goede maat zijn, erin kunnen
" Dit jasje past me goed."
pas (de ~ | meervoud passen)
Zelfstandig naamwoord
- stap
"zijn pas versnellen"
"in de pas lopen met (de economische ontwikkeling in Europa)"
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Tom wil dit passen.
- Deze schoenen passen niet.
- Mag ik deze jurk passen?
- Mag ik het eens passen?
- Ze passen perfect bij elkaar.
- Mag ik het eens passen?
- Je schoenen passen niet bij dat pak.
- Je schoenen passen niet bij dat pak.
- Ik zal op je kinderen passen vanavond.
- Die schoenen passen niet met het pak.
- Zoudt ge even op mijn koffer willen passen?
- Er passen krap vijftig mensen in deze zaal.
- Het is moeilijk dit verhaal aan te passen voor kinderen.
- Deze brillen passen me niet goed, ze zijn te groot.
- Ze vroeg me om op haar baby te passen tijdens haar afwezigheid.