Betekenis van:
pekel

pekel (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • oplossing van water met zout
"in de pekel"
"[vlees] in de pekel leggen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Pekel
  2. pekel/lucht
  3. pekel/water
  4. „in pekel gerijpte kaas”
  5. 81 % voor voorlopig in pekel verduurzaamde vruchten;
  6. Zout (natriumchloride), steenzout, zeezout, door verdamping vervaardigd zout, pekel enz.
  7. Magnesia, van natuurlijk magnesiumcarbonaat of van zeewater of pekel
  8. „in pekel gerijpte kaas” kaas die alvorens te worden verkocht of verpakt, gerijpt en bewaard wordt in pekel; 19.
  9. De korst ontstaat door de kaas met pekel, waaraan eventueel melkzuurbacteriën zijn toegevoegd, in te wrijven.
  10. oppervlakte-gerijpte, met schimmel gerijpte, in pekel gerijpte of andere gerijpte kaas,
  11. De kaas kan gerijpt, oppervlakte-gerijpt, met schimmel of in pekel gerijpt zijn.
  12. kaas die alvorens te worden verkocht of verpakt, gerijpt en bewaard wordt in pekel;
  13. De pekel mag voor de vis geen bron van verontreiniging zijn.
  14. oppervlakte-gerijpte, met schimmel gerijpte, in pekel gerijpte of andere gerijpte kaas;
  15. Andere kaas bereid uit schapen- of buffelmelk, in bergingsmiddelen die pekel bevatten of in zakken van schapen- of geitenvellen